Afschrijving is de waardevermindering van vaste activa, ook wel kapitaalgoederen genoemd, in een bepaalde periode. Dit zijn zaken die meerdere jaren meegaan, zoals gebouwen, auto’s en inventaris. De afschrijvingskosten worden bepaald door de aanschafwaarde te verminderen met de restwaarde en de uitkomst hiervan te delen door de gebruiksjaren (economische levensduur). Dit noemen we de lineaire afschrijvingsmethode. Ieder jaar wordt er een gelijk bedrag afgeschreven.
Afschrijvingskosten
Bedrijven investeren geregeld in nieuwe kapitaalgoederen. De aanschafkosten van bijvoorbeeld een machine worden verdeeld over de gebruiksjaren. Door slijtage zal de machine in de loop van de tijd minder waard worden. Mogelijk levert de oude machine bij inruil/verkoop nog een bedrag op. Je noemt dat de restwaarde. De jaarlijkse waardevermindering (afschrijving) bereken je als volgt:
Een voorbeeld
Een producent koopt een nieuwe machine voor € 200.000. Deze levert bij verkoop na 6 jaar nog € 20.000 op. Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten?
De aanschafwaarde is € 200.000. De restwaarde is € 20.000. De afschrijvingsperiode (gebruiksjaren) is 6 jaar.
De berekening is als volgt: (200.000 – 20.000) : 6 = 30.000. De afschrijving bedraagt € 30.000 per jaar.
Nog een voorbeeld
Je schaft voor je bezorgservice een elektrische scooter aan voor € 5.000. Je gaat uit van een restwaarde van € 1.000 over vijf jaar, wanneer je weer een nieuwe scooter wilt aanschaffen voor je bedrijf. Wat is de waarde van de scooter na 2 jaar?
De aanschafwaarde is € 5.000. De restwaarde is € 1.000. De afschrijvingsperiode (economische levensduur) is 5 jaar.
De berekening is als volgt: (5.000 – 1.000) : 5 = 800. De afschrijving bedraagt € 800 per jaar.
Na 2 jaar is de scooter 2 x 800 = € 1.600 minder waard. De waarde is dan nog 5.000 – 1.600 = € 3.400
Rekenopgaven
Hieronder staan een viertal rekenopdrachten met afschrijvingen (meerkeuze). Je mag een rekenmachine gebruiken.
Nadat je antwoord hebt gegeven verschijnt automatisch de volgende vraag.